donderdag 14 maart 2013

“Als ik Robben was, werd ik postbode in Bedum en een levende legende”


Gisteren speelde Arjen Robben weer eens mee met Bayern München in de Champions League-wedstrijd tegen het Engelse Arsenal. Na twee weken van blessureleed mocht onze beste flankspeler aller tijden weer meedoen met de eerste elf van München. Niet geheel verassend was het pas de eerste wedstrijd in drie weken van de Groninger. Daarvoor mocht hij weer eens twee wedstrijden meespelen en gelijk raakt ons porseleinen servies beschadigd. Een kleine verrekking aan de hamstring hield Robben de afgelopen twee weken aan de kant. Als speler en als mens zou ik er gek van worden. Bij elke aanzet weer die angst dat er iets in je lichaam zomaar kapot kan gaan. Ik adviseer Arjen dan ook, als goede vriend, om zijn contract tot 2015 uit te zitten en daarna eens lekker postbode te worden. Ik schets je zijn verhaal.

In 2015 is De Man Van Glas 31 jaar oud. Voor elke voetballer een leeftijd om eens over je leven na de mooie balsport te gaan denken. Maar voor Arjen is er geen denken bij. In de laatste twee jaar kwam hij sporadisch in actie voor de Rekordmeister. Robben kampte met blessures, maar trainde enorm hard. En telkens als hij een wedstrijd mocht spelen was alles anders. Dan hield zijn lichaam het niet meer. De druk, de spanning, de drang van altijd het maximale uit jezelf halen. Ook als deze drang je tot acties drijft die je zelf niet wilt. Voor de oud-speler van Chelsea en Real Madrid was het duidelijk. “Na mijn voetbalcarrière moet ik iets gaan doen waar ik gelukkig van word. Zonder blessures, zonder druk, zonder het gezeur van altijd presteren.” Dus wordt Arjen postbode in zijn geboortedorp Bedum.

Stel je het eens voor. Robben stopt met voetballen en belt naar PostNL. “Goedemorgen met Arjen Robben. Ja klopt, die speler die net gestopt is met voetballen ja. Uhm mevrouw, ik heb een vraag. Ik zou heel graag de post willen bezorgen in mijn geboortedorp Bedum. Als het kan voor twintig uur per week. Dat ik een beetje buiten kom. Niet heel de dag binnen zit of naar van die verplichte lezingen moet om nog wat geld bij elkaar te sprokkelen. Ohh dat kan zegt u. Prima, dan kom ik volgende week even langs in Groningen om mijn contract te tekenen.” En zo geschiedde. Heerlijk. Een voetballer die niet aan zichzelf denkt, maar gewoon nog eventjes wilt werken voor zijn geld. Want ik zie voetballers nog altijd als hobbyisten die veel te weinig doen voor de enorme smak met geld die zij maandelijks op de rekening zien worden bijgeschreven.

Maargoed, Arjen gaat dus aan het werk bij PostNL. En dan gebeurt het aller mooiste. ’s Ochtends vroeg komt Robben naar de verzamelplaats voor postbodes uit zijn regio. Gezellig zitten alle postbodes om een grote tafel een bakje koffie te drinken en keuvelen ze over het dagelijkse leven. Dat boer Rinus zijn koeien gisteren niet binnen heeft gezet bijvoorbeeld. Je kent die gesprekken wel. Opeens valt er een stilte in de ruimte. Een iel kaal mannetje komt door de deur naar binnen en neemt plaats naast één van de postbodes. Uit zijn rugzak pakt hij een broodtrommeltje en begint rustig aan zijn ontbijt. Eerst kijkt iedereen nog raar op. Maar een minuut later is de stilte vervangen door een enorm kabaal en applaus. Arjen Robben is namelijk net aan tafel gaan zitten. En zo gaat het dus jarenlang verder. Drie maal in de week schuift Arjen ’s ochtends aan bij de postbodes om bij te praten en roept hij als eerste: “Kom! Genoeg gepraat. Laten we eens post gaan bezorgen.” Drie maal per week vragen niet alleen postbodes, maar ook bewoners van Bedum hem over verhalen uit de voetbalwereld. Als ze Robben voorbij zien lopen, springen ze uit hun stoel om hem persoonlijk te begroeten.

Het leven van Arjen Robben is nu zo mooi. Nog mooier dan toen hij een profvoetballer was. Geen blessures, geen gejammer. Elke ochtend mag hij verhalen vertellen, hangen mensen aan zijn lippen en wordt hij herinnerd aan wat voor een goede voetballer hij was. Aan zijn snelheid en onnavolgbare acties. Het naar binnen trekken en verwoestend uithalen met zijn gouden linkervoet. Niemand heeft het ook maar over de talloze blessures die hij heeft opgelopen in zijn carrière. Op dat moment vergeet iedereen voor even hoe wij hem nu kennen. Als een levende legende, maar dan van glas.

zaterdag 9 maart 2013

“De wissel die ik Arsène Wenger nooit heb vergeven”


Afgelopen week is Manchester United door Real Madrid uitgeschakeld in de Champions League. Een karatekick van Nani, á la Nigel de Jong, maakte een eind aan Uniteds droom; winnen van José Mourinho. De kraker van woensdag stond naast dat nog in het teken van twee andere memorabele momenten. Christiano Ronaldo keerde namelijk terug in het stadion waar hij zes jaar lang de mensen op de banken liet staan. Ronaldo oogstte applaus. De verloren zoon had de warme armen van papa teruggevonden. De armen van Sir Alex Ferguson. En die Ferguson zorgde hoogstpersoonlijk voor het andere hoogtepunt van de avond.

Sir Alex liet Ryan Giggs zijn 1000ste duel als profvoetballer spelen. Sinds 1990 speelt Giggs in het rood-wit van de Mancunians. 23 jaar toegewijd prof. Eén Europa Cup II, één Super Cup, één Wereldbeker, één Wereldkampioenschap voor clubteams, twee Champions Leagues, vier FA Cups, vier League Cups, tien Community Shields en twaalf Premier League-titels later legde The Welsh Wizard tegen Real Madrid de meeste meters af van alle speler in het rood. Grootvader Ferguson gaf Ryan Giggs zijn moment van glorie. Hij liet de Welshmen de hele wedstrijd spelen, ook al ging dit misschien ten koste van het eindresultaat. Maar mijn gedachtes gingen tijdens de wedstrijd niet alleen terug naar Ronaldo en Giggs. Mijn gedachtes gingen terug naar onze eigen, technisch meest perfecte voetballer ooit. Dennis Bergkamp, en de wissel die ik Arsène Wenger nooit heb vergeven.

Ik neem jullie mee terug naar mei 2006. In Parijs staat de finale van de Champions League op het punt van beginnen. Het Barcelona van Rijkaard en Ronaldinho tegen het Arsenal van Wenger en Henry. Niemand had verwacht dat Arsenal de finale in het Stade de France zou bereiken. Via heroïsche overwinningen van The Gunners op onder andere Real Madrid behoorden zij tot outsiders van de Cup met de Grote oren. Barcelona was daarentegen de gedoodverfde favoriet. Het frivole speel van de Catalanen begon hier en daar wat te happeren, maar het was zeker goed genoeg om de Champions League te winnen.

Iedereen weet de uitslag van deze wedstrijd. Barcelona won na een rode kaart van good old Jens Lehmann de tweede Champions League met twee vingers in de neus. Een 1-0 achterstand werd na de rust omgezet in een 2-1 overwinning. Door de rode kaart van Lehmann moest de Franse coach van Arsenal een speler wisselen. De altijd overgewaardeerde Robert Pires werd het slachtoffer. Na een kwartier spelen zat zijn finale er al op. Dennis Bergkamp zat die avond ook op de bank bij Arsenal. Wat was het een kroon op zijn carrière geweest, spelen in de Champions League-finale. Al had hij maar één seconde gespeeld. Eén seconde moesten de grassprietjes in het Stade de France toch even samenknijpen. Vertrapt worden door de magische voeten van de Amsterdammer. De enige echte nummer 10 van de Engelsen.

Maar zover kwam het nooit. Na de wissel van Lehmann voor Pires kwamen de wissels van Reyes en Flamini. Zij vielen pas een kwartier voor tijd in. En dat kwartier hadden deze spelers nooit mogen spelen. Zij moesten weigeren. Weigeren het veld in te gaan. En massaal te wijzen in de richting van de meester. ‘Nee Arsène,  Dennis moet erin. Niet ik. Dit is zijn kunststukje.’ Kun je het je al voorstellen. De Catalanen, die respect hebben voor elke voetballegende (zelfs Cristiano Ronaldo), schouder aan schouder met de Londenaren. En maar klappen. Klappen voor onze eigen Dennis Bergkamp.

Ja, dat was mooi geweest zeg. De Champions League-finale. Zoals gewoonlijk kwam Dennis in zijn auto naar de wedstrijd. Nog steeds bang voor het luchtruim. Onze eigenwijze Dennis, die het mooiste doelpunt uit de geschiedenis van het WK maakte tegen Argentinië. Onze Dennis, die onomstreden is uitgeroepen tot grondlegger van het huidige succes van Arsenal. Onze Dennis. Een doodnormale jongen uit Amsterdam die binnenkort zijn eigen standbeeld ziet vereisen naast het Emirates Stadium. Dan staat hij eens schouder aan schouder met zijn vriend Thierry Henry en coach Arsène Wenger. En tijdens een ouderwetse Noord-Londense derby tussen Tottenham en Arsenal zullen de standbeelden het nog wel eens hebben over die wissel in Frankrijk, 17  mei 2006. De wissel die Bergkamp verdiende, maar alleen door ons gegund was.

#94
7:36 minuten
Goal Newcastle-Arsenal