Het is een terugblik waard. Het jaar 2014 was niet zomaar
een jaar. We namen afscheid van Joe Cocker en Robin Williams. We zagen triomfen
van de Nederlandse equipe op de Olympische Spelen in Rusland. En we vreesden
voor de genadeloze aanslagen van aanhangers van alle geloven die je maar kunt
bedenken in de wereld. Maar één dag springt eruit. Één dag in 2014 maakte het
verschil tussen een leuk jaar en een perfect jaar. Het was alsof het leven die
dag opnieuw begon. Alsof alles wat daarvoor gebeurd was teniet werd gedaan. En
dat door elf Nederlandse voetballers in Brazilië. 13 juni 2014 was de mooiste
dag van het jaar. De dag van ultiem geluk.
Op 13 juni 2014 troffen wij, ons trotse Nederlandse
voetballand, de in vier jaar geworden aartsrivaal; Spanje. De pijn van de
verloren WK-finale in Johannesburg van vier jaar geleden was bij geen enkele
Nederlander helemaal vergaan. Ergens, bij iedereen, zat er een bitterheid
tegenover alles wat Spaans aandeed. En het was die bitterheid die ons tot grote
hoogte liet stijgen. Want wie herinnert het zich niet? “Van Persie! JA! JA! JA!”.
Of “Robben, Robben.. Ja, Robben nu dan?! JAAA, Robben!!”. Verdere uitleg is bij
deze wedstrijd niet nodig. De crossballen van Daley Blind, de sprintjes van
Arjen Robben en de scheldkanonnade van Nigel de Jong tegenover Fernando Torres
staan ons op het netvlies gegrift.
Maar niet alleen daarom was dit de dag van ultiem geluk. Natuurlijk,
de aartsrivaal werd verslagen. Maar laten we eerlijk zijn, hadden we dit niet vier
jaar eerder moeten doen? En zoals je bij elke dag een persoonlijke herinnering
hebt, maakte iets anders voor mij 13 juni 2014 tot de mooiste dag van het jaar.
Het was de dag dat ultiem geluk werd gevormd door een pak, een voetbalwedstrijd
en twee telefoons. De dag die het leven, in het mooiste geval, voor altijd
verandert. Het was een droom die werkelijkheid werd, enkele weken na 13 juni. Ik
had in geen velden of wegen die dag willen missen. De mooiste dag van 2014. Ja,
dat was die dag. Ik zal hem nooit vergeten. Tot volgend jaar.